Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
uva.nl
In de duinen is de depositie van stikstof sinds het begin van de jaren negentig flink afgenomen. Dat heeft geleid tot minder hoge en dichte grasmatten in het duinlandschap. Goed nieuws, want de bodem krijgt nu meer zonlicht en dat biedt kansen voor het duinviooltje, de duinreigersbek en andere soorten die thuishoren in de Nederlandse duinen. De soortenrijkdom is echter nog niet hersteld. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met Waternet Amsterdam. De resultaten zijn op maandag 22 mei gepubliceerd in het tijdschrift 'De Levende Natuur'.
Afgelopen decennia waren grote delen van de duinen verruigd met dikke grasmatten zoals hier in de Amsterdamse Waterleidingduinen (foto: Leo van Breukelen)
Duinviooltje in de overstuivingszone van een aangelegde stuifkuil (foto: Jan Dirk Bol)
Duinviooltje in de overstuivingszone van een aangelegde stuifkuil (foto: Jan Dirk Bol)

De duinen in de Nederlandse kustgebieden vormen een uniek landschap. Een belangrijk deel daarvan bestaat uit duingrasland. Deze zogenoemde grijze duinen behoren tot de meest soortenrijke vegetaties van Nederland. Maar door te hoge stikstofdepositie tussen 1950 en 1990 zijn ze sterk achteruit gegaan. De bodem verzuurde en de begroeiing vergraste, met als gevolg een sterke afname van de biodiversiteit in de duinen. Sinds het begin van de jaren negentig is door verschillende maatregelen de hoeveelheid stikstof die jaarlijks neerslaat op de duinen, gedaald van ongeveer 25 naar 15 kilogram per hectare per jaar. Annemieke Kooijman van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteemdynamica (IBED) van de UvA en Mark van Til van Waternet Amsterdam onderzochten in hoeverre de duingraslanden zich sindsdien hersteld hebben. ‘We hebben gekeken naar de gevolgen van de stikstofafname in de duinen voor de natuur. Ons onderzoek gaat dus niet over de herkomst van stikstof in het duinlandschap’, licht Kooijman toe.

Kleine parelmoervlinder foerageert en legt eitjes op duinviooltje (foto: Aad van der Voet)
Kleine parelmoervlinder foerageert en legt eitjes op duinviooltje (foto: Aad van der Voet)

Kleine parelmoervlinder heeft het moeilijk

De grijze duinen hebben binnen Natura 2000 de status toegewezen gekregen van prioritair habitat. We zijn dus extra verantwoordelijk om het in stand te houden en te herstellen om zo de biodiversiteit te beschermen. ‘Voor deze duingebieden is het van belang dat de begroeiing van duingraslanden kort en open is’, vertelt Van Til. ‘Als gevolg van een overmaat aan stikstof neemt de biomassa toe en treedt verruiging op. Er ontstaan dichte, hoge grasmatten, die het zonlicht wegnemen voor kleine planten, zoals het duinviooltje en geel walstro, die geleidelijk verdwijnen. En daarmee krijgen ook de dieren en insecten die afhankelijk zijn van deze planten, het heel moeilijk. Een goed voorbeeld is de kleine parelmoervlinder, waarvan de rupsen zich voeden met het duinviooltje. Deze dagvlindersoort is door de vergrassing van duingraslanden achteruitgegaan.’

Van Ameland tot Kop van Schouwen

De onderzoekers hebben gekeken naar gegevens over de afgelopen dertig jaar, afkomstig uit elf grijze-duingebieden – variërend van kalkrijk tot kalkarm, van ouder tot jonger, en van Ameland tot aan de Kop van Schouwen in Zeeland. Ze keken naar de zuurgraad en de hoeveelheid organische stof in de bodem, en daarnaast naar de bovengrondse biomassa in de kruidlaag van het grasland en naar het aantal plantensoorten.

Voor het eerst is aangetoond dat de bovengrondse biomassa bij lagere stikstofdepositie daadwerkelijk afneemt. De biomassa werd echter ook beïnvloed door de zuurgraad (pH) en het organisch stofgehalte van de bodem. Hoe hoger de pH hoe lager de biomassa, en hoe meer organische stof in de bodem hoe hoger de biomassa. ‘Daarbij zagen we een opvallend verschil tussen de kalkarme gebieden, ten noorden van Bergen aan Zee, en de kalkrijke, ten zuiden van Bergen aan Zee’, vertelt Kooijman. ‘Kalkrijke duinen blijken minder gevoelig voor stikstofdepositie dan kalkarme, maar dat geldt alleen als de pH hoog blijft.’

Voor de diversiteit aan planten leidde de afname van de stikstofdepositie nog niet tot herstel. Het aantal plantensoorten was laag vergeleken met goed ontwikkelde (duin)graslanden. Het aantal soorten nam wel toe bij een lagere biomassa van de kruidlaag, maar vooral bij een hoge pH van de bodem.

Na de aanleg van een stuifkuil wordt kalkrijk zand verspreid over verzuurde duingraslanden, waardoor de effecten van stikstof worden verzacht (foto: Jan Dirk Bol)
Na de aanleg van een stuifkuil wordt kalkrijk zand verspreid over verzuurde duingraslanden, waardoor de effecten van stikstof worden verzacht (foto: Jan Dirk Bol)

Stuifkuilen

‘Onze resultaten laten zien dat verlaging van de stikstofdepositie in de grijze duinen wel degelijk ergens toe heeft geleid. Maar we zijn er nog niet en de perspectieven voor herstel zijn beter voor kalkrijke dan voor kalkarme duinen’, aldus Kooijman. De onderzoekers denken dat er op dit moment vooral terrein te winnen valt met kleinschalige verstuiving. Dat kan door stuifkuilen aan te leggen die bijdragen aan de verspreiding van kalkrijk zand over verzuurde duingraslanden, zoals dat met succes al wordt gedaan in de Amsterdamse Waterleidingduinen. ‘Maar de echte oplossing om het duinecosysteem te herstellen ligt natuurlijk in brongerichte maatregelen om de stikstofdepositie verder te beperken.’

Publicatiegegevens

Annemieke Kooijman en Mark van Til: ‘Daling stikstofdepositie duinen: aanzet tot herstel vegetatie’, in: De Levende Natuur (22 mei 2023).