Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
uva.nl
Voor patiënten met kanker biedt het internet veel informatie over hun ziekte. Zowel jongere als oudere kankerpatiënten maken dan ook gebruik van online gezondheidsinformatie, bijvoorbeeld ter voorbereiding op een consult of daarna om extra informatie te vinden. Naast een waardevolle informatiebron kan het voor ouderen echter een uitdaging zijn om de juiste gezondheidsinformatie online te vinden en verwerken. Melanie de Looper onderzocht het gebruik door en de effecten van online gezondheidsinformatie op (oudere) kankerpatiënten. ‘Online gezondheidsinformatie kan de tevredenheid, mate van herinnering en angst bij patiënten positief beïnvloeden en zo ondersteunen bij de behandelkeuze. Maar dit hangt wel van een aantal factoren af.’
laptop scherm met gezondheidsinformatie

Online gezondheidsinformatie kan waardevol zijn naast de informatie die zorgverleners bieden, omdat het de kennis van patiënten kan vergroten. Dit kan een actieve bijdrage aan consulten verhogen en tot betere patiëntuitkomsten leiden. Denk hierbij aan hogere patiënttevredenheid, betere herinnering van informatie en meer geïnformeerde behandelkeuzes. Voor oudere patiënten met kanker kan het vinden van (de juiste) online gezondheidsinformatie echter een uitdaging zijn. Door afnemende cognitieve functies kunnen zij gezondheidsinformatie lastiger begrijpen en moeilijker herinneren. Kanker komt vaker voor onder ouderen, het is daarom belangrijk inzicht te krijgen in hoe we online gezondheidsinformatie geschikt maken voor deze patiënten.

Communicatiewetenschapper Melanie de Looper onderzocht het gebruik van online gezondheidsinformatie onder (oudere) kankerpatiënten en de relatie tussen online gezondheidsinformatie en bovengenoemde patiëntuitkomsten. ‘Afhankelijk van het type online gezondheidsinformatie zien we overwegend bewijs dat gebruik van dit soort informatie tot tevredenere patiënten kan leiden die de gegeven informatie beter kunnen onthouden, beter geïnformeerde keuzes kunnen maken en minder angstig zijn’, concludeert De Looper. ‘Om online gezondheidsinformatie zo effectief mogelijk te maken, specifiek voor oudere patiënten, moeten we verschillende strategieën overwegen hoe de informatie te presenteren.’

Spontaan zoeken naar online gezondheidsinformatie

Door middel van een klinische veldstudie onderzocht De Looper als eerste hoeveel (oudere) patiënten met kanker uit zichzelf naar online gezondheidsinformatie zoeken voorafgaand aan een consult. Wat voor effecten had dit vervolgens op de tevredenheid, herinnering en het maken van een geïnformeerde behandelkeuze? Ze vindt dat ongeveer de helft (54.4%) van de patiënten naar online gezondheidsinformatie zocht. Dit waren voornamelijk jongere, hoger opgeleide patiënten die meer kanker gerelateerde stress ervaarden en behoefte hadden aan informatie in deze dreigende situatie. De frequentie van het spontaan raadplegen van online gezondheidsinformatie bleek positief gerelateerd aan meer patiëntparticipatie tijdens het consult en een hogere tevredenheid van de patiënt met het consult.

‘Deze resultaten suggereren dat het spontaan zoeken naar online gezondheidsinformatie voorafgaand aan een consult met een zorgverlener tot een toename in patiëntparticipatie kan leiden en meer tevredenheid met het consult’, concludeert De Looper. ‘Maar ook blijkt dat oudere patiënten minder vaak spontaan naar online gezondheidsinformatie zoeken dan jongere patiënten. Hierdoor zullen oudere patiënten minder voordeel ervaren van de mogelijk positieve gevolgen van het gebruik van online gezondheidsinformatie.’ Dit brengt De Looper naar de volgende vraag, namelijk hoe online gezondheidsinformatie effectief aan ouderen te presenteren.

Hoe online gezondheidsinformatie effectief te presenteren

Om veelbelovende strategieën te testen voerde De Looper twee experimenten uit met zogenaamde multimodale en narratieve informatie. Gekeken werd in hoeverre animaties of de combinatie van tekst en afbeeldingen (multimodaal) en fictieve patiëntverhalen (narratief) effect hadden op patiënttevredenheid, herinnering en het maken van een geïnformeerde behandelkeuze. Een animatie bleek tot een hogere tevredenheid en een betere herinnering te leiden en tot een meer geïnformeerde keuze dan alleen tekstuele informatie. Fictieve patiëntverhalen resulteerde in een hogere tevredenheid dan feitelijke informatie, maar er was geen effect op de andere uitkomsten. Er waren geen positieve effecten voor de combinatie van tekst en afbeeldingen ten opzichte van alleen tekstuele informatie. ‘Het lijkt alsof multimodale informatie alleen effectief is in het geval van een animatie en niet in het geval van tekst gecombineerd met afbeeldingen’, concludeert De Looper. ‘Wat betreft de effecten van narratieve informatie moeten we op basis van deze experimenten wat voorzichtigere conclusies trekken.’ 

Een website speciaal ontwikkeld voor oudere patiënten met kanker

Tot slot ontwikkelde, implementeerde en testte De Looper een website speciaal voor oudere patiënten met kanker. Het doel van deze site was om recent gediagnosticeerde patiënten met darmkanker te informeren over de diagnose en behandelopties. Op de site verwerkte De Looper de presentatiestrategieën hierboven beschreven om de effecten daarvan te meten. De website werd in vijf Nederlandse ziekenhuizen uitgezet, waarbij de helft van de patiënten de website ontving en de andere helft niet. Het gebruik van de site, gebruikservaringen (zoals tevredenheid, betrokkenheid en ervaren relevantie), participatie tijdens het opvolgende consult en uitkomsten gerelateerd aan dat consult (angst voor en na het consult, tevredenheid met het consult en herinnering van de informatie) werden allemaal gemeten.

‘De website werd positief geëvalueerd’, vertelt De Looper. ‘Patiënten die de website hadden gebruikt, ervaarden twee dagen na het consult minder angst dan patiënten die alleen de standaard zorg hadden kregen. Ze participeerden echter ook minder tijdens het consult, in de zin dat ze minder woorden gebruikten. Dit kan te maken hebben met een minder actieve bijdrage tijdens het consult, maar het kan ook wijzen op een effectievere communicatie tussen artsen en patiënten. Omdat we geen negatieve effecten vonden op de andere uitkomsten, is deze laatste verklaring waarschijnlijker.’

Donderdag 18 november is Melanie de Looper op dit onderzoek gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Zij is nu nu postdoc onderzoeker bij de Amsterdam School of Communication Research (ASCoR) aan de UvA.